In het kader van een Belgisch-Nederlandse strategie ten aanzien van het grensoverschrijdende Schelde-estuarium is in 1998 aan drie werkgroepen gevraagd alle recente wetenschappelijke kennis omtrent de Schelde samen te voegen. Voorliggend rapport bundelt de gegevens die de voorbije vijftien jaar over de chemische en ecologische eigenschappen van de rivier zijn verzameld. Het richt zich zowel op het Nederlandse als op het Belgische deel van het estuarium, m.a.w. het traject Gent- Vlissingen.De arealen van de belangrijkste ecotopen worden in dit rapport voorgesteld. De Nederlandse en Belgische vegetatiekartering werden wat betreft de indeling in vegetatietypes op elkaar afgestemd. De oppervlakteverdeling tussen de ecotopen is in evolutie. Wijzigingen in de morfologie van geulen, ondieptes, platen, slikken en schorren wijzen op een toegenomen dynamiek van de watermassa. Infrastructuurwerken en menselijk ingrijpen in het algemeen hebben zowel rechtstreeks als onrechtstreeks een invloed op de ecotooparealen.De basiswaterkwaliteit en haar evolutie wordt in dit verslag uitvoerig behandeld. In het estuarium is een duidelijk verontreinigingsprobleem aanwezig. Een hoge koolstofvracht en lage zuurstofconcentraties, vooral tijdens de zomer, laten daar geen twijfel over bestaan. Voor de eutrofiëring van het kustwater zijn eerder nutriënten dan koolstof van belang. Immers, weinig koolstof van de grote vracht die nog steeds in het estuarium terecht komt bereikt de zee. Het grootste deel wordt in het estuarium bacterieel omgezet tot CO2. De bacteriële productie primeert in heel het estuarium, maar ze neemt af naar de monding toe. Bereikt koolstof nauwelijks de zee, dan doet een pak nutriënten dat wel. De nutriëntvracht die doorheen het estuarium naar zee schuift is zo groot dat verschuivingen in fytoplanktongemeenschappen optreden. Silicium, een natuurlijk element waarvan de concentratie niet toeneemt bij verhoogde aanvoer van afvalwater, is door de buitensporige nutriëntconcentraties relatief minder beschikbaar geworden voor diatomeeën. In de kustwateren, en ook in de mondingzone van de Schelde, treedt siliciumlimitatie op voor diatomeeën. Deze voor zooplankton en hogere trofische niveau's nuttige organismen worden daardoor verdrukt door niet-diatomeeën. Die kunnen dan zorgen voor de hinderlijke neveneffecten van eutrofiëring.De aangehouden inspanning om steeds meer oppervlaktewater te zuiveren vertaalt zich voorlopig slechts in een geringe stijging van de zuurstofconcentraties. Dit komt deels door het feit dat zuurstof verbruikende processen, zoals de omzetting van ammonium naar nitraat (nitrificatie), dankzij de waterzuivering in intensiteit toenemen. Het enige proces dat stikstof en meerbepaald nitraat definitief kan uitschakelen, denitrificatie, kan pas doorgaan onder zuurstofarme condities. Toename van zuurstof impliceert afname van denitrificatie. Het feit dat nitraat een stijgende trend vertoont lijkt erop te wijzen dat dit inderdaad gebeurt. Hierdoor bestond de verwachting dat meer stikstof de zee zou bereiken. Het tegenovergestelde is echter het geval. Totaal stikstof vertoont een dalende trend. Dit kan deels te wijten zijn aan waterzuivering of aan de mogelijkheid dat denitrificatie zich in zuurstofarme niches zoals in vlokken van zwevende stof kan handhaven. Maar ook de mogelijke expansie van een estuariene zoetwater- fytoplanktongemeenschap, na de grote vervuiling in de jaren zeventig, kan stikstofverwijdering in het zoete deel gestimuleerd hebben.In het estuarium beperkt zwevende stof de lichtinval in de waterkolom en daarmee de primaire productie. In de Westerschelde bestaat de zwevende stof voor het grootste deel uit sediment. In de Zeeschelde is het gehalte organisch materiaal relatief groter. Dat organisch materiaal bestaat voor een belangrijk deel uit afval van menselijke oorsprong. De mogelijkheid blijft open dat waterzuivering in het bekken een bijdrage kan leveren tot de afname van de troebelheid in het zoete deel van het estuarium. Primaire productie zou hierdoor in het zoete deel kunnen aangezwengeld worden en, daaraan gekoppeld, stikstofverwijdering.Het gedrag van fosfor is in het estuarium minder goed begrepen dan dat van stikstof. In het zoete deel lijkt interactie met sediment en zwevende stof het patroon te bepalen; in het zoute deel is biologische opname eerder van belang voor de seizoenale patronen. Duidelijk is dat de trend van fosfor afneemt.Van de hogere trofische niveau's zijn macrozoobenthos, vissen en zeehonden, en watervogels besproken.Macrobenthos is een goede indicator voor stress en vervuiling. In de Zeeschelde uit het verontreinigingsprobleem zich in een zeer verarmde benthosgemeenschap, bestaande uit bijna uitsluitend Oligochaeta. Deze wormpjes worden wel in uitzonderlijk hoge dichtheden en biomassa' s aangetroffen. Hiervoor zou de lichtjes verbeterde waterkwaliteit verantwoordelijk kunnen zijn. Hun expansie zou een mogelijke verklaring kunnen vormen voor het groeiend aantaloverwinterende watervogels langs de Zeeschelde, welke vermoedelijk in hoofdzaak op Oligochaeta foerageren. De vraag voor de toekomst is of een verbeterde waterkwaliteit zal leiden tot een grotere diversiteit aan benthos, maar tegelijkertijd met lagere densiteiten en biomassa's aan Oligochaeta. En zal dit een weerslag hebben op de watervogels ? In de Westerschelde situeren de problemen voor benthos zich vooral rond de fysische processen, welke beïnvloed worden door de bagger- en verruimingswerken. Naast het directe effect van het baggeren zelf, zijn er de mogelijks grootschalige verschuivingen in stromingspatronen, die op hun beurt de oppervlaktes aan verschillende habitats of ecotooptypes zullen beïnvloeden.Het visbestand in het Schelde-estuarium, en in het bijzonder in de Zeeschelde, neemt terug toe, wat wellicht aan de verbeterende waterkwaliteit kan worden toegeschreven. Tekenen van herstel zijn het opnieuw voorkomen van de Fint, en het sluiten van de voortplantingscyclus van de Rivierprik. Naast deze doortrekfunctie kan ook de kinderkamerfunctie van het estuarium nog verbeteren door herstel van getijdengebieden en inrichting van overstromingsgebieden. Verbetering van waterkwaliteit blijft evenwel prioritair.In de Westerschelde planten zeehonden zich terug voort, zij het op beperkte schaal.Zowel het Nederlands gedeelte (Westerschelde) als het Vlaams gedeelte Zeeschelde van het Schelde-estuarium zijn van internationaal belang voor watervogels. Binnen het estuarium kenden veel watervogelsoorten een duidelijke toename. Het is duidelijk dat, naast een stijging van de volledige NW -Europese populaties, ook plaatselijke veranderingen een rol in de aantalstoename van watervogels op de Zeeschelde hebben gespeeld. Dit wordt gestaafd door het feit dat verschillende soorten, met een verschillende levenswijze, eenzelfde toename vertonen. Een mogelijke verklaring moet gezocht worden in een verbeterde waterkwaliteit. |