Over het archief
Het OWA, het open archief van het Waterbouwkundig Laboratorium heeft tot doel alle vrij toegankelijke onderzoeksresultaten van dit instituut in digitale vorm aan te bieden. Op die manier wil het de zichtbaarheid, verspreiding en gebruik van deze onderzoeksresultaten, alsook de wetenschappelijke communicatie maximaal bevorderen.
Dit archief wordt uitgebouwd en beheerd volgens de principes van de Open Access Movement, en het daaruit ontstane Open Archives Initiative.
Basisinformatie over ‘Open Access to scholarly information'.
one publication added to basket [12946] |
De betekenis van predatie voor de dichtheidsafname van de calanoïde copepoden in juni/juli in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee
Seip, P.A.; Seip-Ottema, M. (1981). De betekenis van predatie voor de dichtheidsafname van de calanoïde copepoden in juni/juli in de Zuidelijke Bocht van de Noordzee. Interne verslagen Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, 1981(3). NIOZ: Texel. 66 pp.
Deel van: Interne verslagen Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee. Nederlands Insituut voor Onderzoek der Zee: Texel. , meer
| |
Auteurs | | Top |
- Seip, P.A.
- Seip-Ottema, M.
|
|
|
Abstract |
Bij het onderzoeken van zooplanktonpopulaties in de Noordzee werd een aantal malen (o.a. in 1973 in de Zuidelijke Bocht) een voorjaarspiek in mei/juni waargenomen in de dichtheden van het herbivore zooplankton, gevolgd door een sterke terugval daarvan in juni/juli. Deze terugval kan worden veroorzaakt door voedselgebrek en of door hoge predatiedruk. Het doel van ons doctoraalonderzoek was aan te geven welke rol predatie speelt bij de in juni/juli 1977 verwachte terugval van het herbivore zooplankton. Daarbij hebben wij als mogelijke predatoren onderzocht: de vislarven, de hydromedusen, de ctenophoren en de scyphomedusen. Van 14 juni tot 5 juli hebben wij wekelijks monsters genomen in het gebied langs de Nederlandse kust en in een meer uit de kust gelegen gebied. uit de monsters determineerden we de predator soorten en bepaalden de dichtheden en de lengte samenstelling. Helaas hebben wij (i.v.m. vastliggend vaarprogramma) de terugval van het herbivore zooplankton gemist. Vanwege de lage voorjaarstemperaturen kan een vertraging in de ontwikkeling van het zooplankton zijn opgetreden. Ons onderzoek kan dan ook geen antwoord geven op de eerder genoemde probleemstelling; wel hebben we kunnen kijken of we een verband konden vinden tussen de mate van voorkomen en produktie resp. mortaliteit van de verschillende predatoren en de copepoden. Er bleek dat de vislarven zich bij lage copepoden dichtheden kunnen ontwikkelen waarbij ze vermoedelijk ook op andere dieren predeerden. Echter bij hogere copepoden dichtheden, zoals waargenomen langs de Nederlandse kust, zijn de relatieve ontwikkelingssnelheden zowel bij de hydromeduse Phialidium hemisphaericum en de ctenophoor Beroë gracilis als bij de vislarven hoger. Vergeleken met eerder onderzoek hadden de vislarven zich dit jaar zeer matig ontwikkeld (100 maal zo lage dichtheid als in 1973 langs de Nederlandse kust werd gevonden) . Een mogelijke oorzaak daarvan is de concurrentie die de vislarven ondervonden van o.a. Phialidium h., die dit jaar in grote getale aanwezig was. Daarbij komt dat Phialidium h. zich, evenals de scyphomedusen Aurelia aurita, Cyanea lamarckii en Chrysaora hysoscella, ook wel voedt met vislarven, zodat ook de predatiedruk een belangrijke oorzaak zou kunnen zijn van het in geringe mate voorkomen van de vislarven. |
IMIS is ontwikkeld en wordt gehost door het VLIZ.