Over het archief
Het OWA, het open archief van het Waterbouwkundig Laboratorium heeft tot doel alle vrij toegankelijke onderzoeksresultaten van dit instituut in digitale vorm aan te bieden. Op die manier wil het de zichtbaarheid, verspreiding en gebruik van deze onderzoeksresultaten, alsook de wetenschappelijke communicatie maximaal bevorderen.
Dit archief wordt uitgebouwd en beheerd volgens de principes van de Open Access Movement, en het daaruit ontstane Open Archives Initiative.
Basisinformatie over ‘Open Access to scholarly information'.
one publication added to basket [111035] |
Functionele redundantie in mariene voedselwebben: voedingsexperimenten met harpacticoide copepoden en diatomeeën
Heynssens, E. (2007). Functionele redundantie in mariene voedselwebben: voedingsexperimenten met harpacticoide copepoden en diatomeeën. MSc Thesis. Universiteit Gent. Faculteit Wetenschappen: Ghent. 62 pp.
|
Beschikbaar in | Auteur | Dataset |
|
Documenttype: Doctoraat/Thesis/Eindwerk
|
Trefwoorden |
Feeding Food webs Ratios > Carbon isotope ratio Copepoda [WoRMS]; Bacillariophyceae [WoRMS]; Harpacticoida [WoRMS] ANE, Nederland, Westerschelde, PaulinaPolder; ANE, Poland [Marine Regions] Marien/Kust |
Abstract |
Voorliggende thesis omvat 2 experimenten. In het eerste werd de voedingsecologie van deharpacticoide copepoden uit een soortenrijke gemeenschap vergeleken met die uit eensoortenarme gemeenschap. In het tweede experiment werden inter– en intraspecifiekeinteracties onderzocht. Het mogelijk bestaan van functionele redundantie inharpacticoidengemeenschappen was hierbij het centrale onderzoeksthema.Het eerste experiment werd uitgevoerd in Kuźnica en Hel (Polen). Er werd op beide locatiesintact sediment verzameld waarop twee behandelingen uitgevoerd werden. In de eerstetreatment werd er aan de bovenste laag 13C gelabelde Seminavis robusta toegevoegd. In detweede treatment werd de toplaag (0–3 cm) van het sediment verwijderd en werd eraangerijkte Seminavis robusta toegevoegd op de laag op –3 cm diepte. Na 50 u incubatiewerd het experiment be・ndigd door decantatie en bewaard in een formaldehyde–oplossing (4%). Elk staal van Kuźnica werd opgespoeld met Ludox en de harpacticoide copepodenwerden op soortsniveau voorbereid voor stabiele isotopen analyse. In Kuźnica werden 4verschillende soorten onderzocht: Paraleptastacus spinicauda, Nitokra spinipes,Huntemannia jadensis, en een bulkgroep waarin voornamelijk Halicyclops neglectus(Cyclopoida) terug te vinden was. In Hel waren enkel P. spinicauda en Typhlamphiascustyphlops in voldoende aantallen aanwezig. In de onderste sedimentlagen (3–6 cm) vanKuźnica werden onvoldoende copepoden gevonden voor een soortspecifieke analyse.Er trad een significante aanrijking op bij alle copepoden, behalve bij H. jadensis en bij T.typhlops uit de onderste sedimentlaag met 13C aangerijkte diatomeeën op de toplaag (0 cm). De organismen van de onderste sedimentlaag bij aanrijking op –3 cm, vertoonden hogere13C waarden dan de organismen die afkomstig waren van de aangerijkte toplaag. Deongelijkheid in deze waarden zal waarschijnlijk te maken hebben met het feit dat er niet veelnatuurlijk voedsel aanwezig was in de diepere lagen, terwijl er een hogere hoeveelheidorganisch materiaal (niet–aangerijkt voedsel) terug te vinden was in de toplaag.Paraleptastacus spinicauda kwam op beide locaties voor, maar de aanrijking in Kuźnicableek significant groter dan in Hel. Men vermoedt dat dit verschil veroorzaakt wordt door deaanwezigheid van Typhlamphiascus typhlops in Hel. Deze soort heeft ongeveer dezelfdeafmetingen en waarschijnlijk is het een sterkere competitor dan de overige soorten uitKuźnica.Het tweede experiment bestond uit twee luiken en werd uitgevoerd met drie geselecteerdesoorten uit het Paulina schor (Nederland): Ameiropsis longicornis, Microarthridion littorale enAmphiascoides cfr. subdebilis. Het eerste deel omvatte een interspecifiek experiment waarbijeen artificiële gemeenschap met deze drie soorten samengesteld werd (treatment 1). In dezetreatment waren er van elke soort 20 individuen aanwezig wat resulteerde in een totaal van60 individuen. De reeksen 2–4 bevatten telkens een combinatie van 2 soorten, elk 30individuen. In de reeksen 5–7 was telkens slechts 1 soort aanwezig met 60 individuen perpetriplaat. Het totaal aantal individuen werd constant gehouden om densiteitseffecten uit tesluiten. Deze treatments werden opgesteld in petriplaatjes met 13C aangerijkte Naviculaphyllepta cellen en artificieel zeewater. De incubatieperiode van 96 u werd afgesloten doorinvriezen bij –28 °C. Naderhand werd er uit elk petriplaatje 20 individuen ad random,gewassen en gedroogd.Uit de analyse van de 13C opname bleek dat elke soort een significante opname vertoondeten opzichte van de controles. De opname van M. littorale lag wel beduidend lager dan deopname van de overige twee soorten. Microarthridion littorale vertoonde een licht verhoogdeopname in treatment 1, en werd dus positief beïnvloed door de aanwezigheid van de overigesoorten. De opname van A. cfr. subdebilis vertoonde nauwelijks verschillen in deverschillende reeksen. Amphiascoides longicornis vertoonde een sterk verlaagde opname incombinatie met M. littorale, en werd dus negatief beïnvloed door de afwezigheid van A. cfr.subdebilis.Het tweede luik bestond uit een intraspecifiek experiment, waar per soort twee densiteitenmet elkaar vergeleken worden. Hier bevatte elke treatment slechts 鳬n soort bij dezelfdevoedselhoeveelheid (106 cellen Navicula phyllepta). De reeksen 1–3 stemmen overeen metde reeksen 5–7 uit het vorige experiment. Reeks 4–6 bevatte telkens 20 individuen. Na eenincubatieperiode van 96 u werd het experiment afgesloten door invriezen bij –28 °C.Naderhand werd uit elk petriplaatje ad random 20 individuen gewassen en gedroogd.Uit de analyse bleek dat er bij M. littorale en A. cfr. subdebilis geen significant verschil optradtussen beiden. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat het voedsel misschien niet gelimiteerdwas. Bij A. longicornis trad er een verhoogde opname op in het geval dat de abundantiehoger was. Dit was enigszins verrassend maar kan mogelijks verklaard worden door het feitdat het zoeken van voedsel bemoeilijkt werd of door het ontstaan van een zekerestressfactor door de aanwezigheid van meerdere individuen. Dit leidde tot een hogerenergieverbruik en dus was er een hogere voedselopname nodig.Algemeen kan uit het eerste experiment besloten worden dat het voorkomen in eensoortenrijke gemeenschap een positieve invloed heeft op de voedselopname van een soort(e.g. P. spinicauda).Uit het tweede experiment lijkt slechts 鳬n soort redundant, ondanks het feit dat ze alle driegrazen op diatomeeën. De afwezigheid van M. littorale resulteert in een verhoogdespecifieke opname voor beide overblijvende soorten. Microarthridion littorale is dusredundant in deze artifici・e gemeenschap. Dit betekent niet automatisch dat deze soort ookin zijn natuurlijke omgeving redundant is, want competitie kan ook een belangrijke factorspelen. |
Dataset |
- Functionele redundantie in mariene voedselwebben: voedingsexperimenten met harpacticoïde copepoden en diatomeeën, meer
|
IMIS is ontwikkeld en wordt gehost door het VLIZ.