Over het archief
Het OWA, het open archief van het Waterbouwkundig Laboratorium heeft tot doel alle vrij toegankelijke onderzoeksresultaten van dit instituut in digitale vorm aan te bieden. Op die manier wil het de zichtbaarheid, verspreiding en gebruik van deze onderzoeksresultaten, alsook de wetenschappelijke communicatie maximaal bevorderen.
Dit archief wordt uitgebouwd en beheerd volgens de principes van de Open Access Movement, en het daaruit ontstane Open Archives Initiative.
Basisinformatie over ‘Open Access to scholarly information'.
Spisula en zee-eenden in de strenge winter van 1995/96 in Nederland
Leopold, M.F.; van der Land, M.A.; Welleman, H.C. (1998). Spisula en zee-eenden in de strenge winter van 1995/96 in Nederland. BEON Rapport = BEON-report, 98(6). RIKZ: Den Haag. 50 pp.
Deel van: BEON Rapport = BEON-report. Programma Bureau BEON: Den Haag. ISSN 0924-6576, meer
|
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Documenttype: Projectrapport
|
Auteurs | | Top |
- Leopold, M.F., meer
- van der Land, M.A.
- Welleman, H.C.
|
|
|
Abstract |
In dit door IBN-DLO, RIVO-DLO en RWS-Directie Noordzee gezamenlijk uitgevoerde onderzoek is de predatiedruk van zee-eenden op een bank Spisula subtruncata onderzocht, afgezet tegen de aanwezige hoeveelheid schelpdieren en andere bronnen van sterfte in de winter van 1995/96. Aanvankelijk richtte het onderzoek zich op de Spisula banken ten noorden van Terschelling en Ameland, een gebied waar de eenden in de jaren 90 een voorkeur voor hebben (Leopold 1996) .De omstandigheden voor onderzoek waren aanvankelijk ideaal: de Spisula was te groot voor andere predatoren (platvissen) of deze ontbraken in het gebied (zeesterren) .Ook de Spisula visserij vond deze winter zuidelijker plaats waardoor eenden en onderzoekers het gebied voor zichzelf hadden. In januari en februari 1996 waren er echter lange perioden met zeer strenge vorst. Grote ijsvelden ontwikkelden zich op de Noordzee boven de waddeneilanden en de watertemperatuur daalde tot het vriespunt van zeewater ( < -1.5 CC), zoals bleek uit metingen ter plaatse. Als gevolg hiervan stierf alle overjarige en de meeste jonge Spisula ten noorden van de wadden en moesten de eenden vertrekken en het onderzoek verplaatst worden. Wel toonde deze opeenvolging van gebeurtenissen aan, dat Spisula niet alleen kwetsbaar is voor predatie en visserij, maar ook dat deze bronnen van sterfte in uitzonderlijk strenge winters in het niet vallen in vergelijking met de sterfte door vorst. Een substantieel deel van de eenden die eerst bij de wadden verbleven, verplaatste zich naar een uitgestrekt complex van Spisula banken tussen Callantsoog en Egmond aan Zee (Noord-Holland). De omstandigheden voor onderzoek waren hier minder ideaal. De uitgestrektheid van de Spisula banken maakte, dat niet de hele voorraad in kaart gebracht kon worden. Ook de eenden zaten hier veel meer verspreid dan ten noorden van de eilanden het geval was geweest, hetgeen de tellingen, noodzakelijk voor een schatting van de totale voedselbehoefte, zeer bemoeilijkte. Gelukkig kregen we hulp van de Nederlandse Zeevogelgroep, die dagelijks zeevogeltellingen verricht vanaf de Hondsbossche Zeewering. Deze 'zeetrektellers' zagen bij een aantal gelegenheden de totale groep eenden worden opgejaagd door scheepvaart en konden de eenden tellen wanneer ze voor de telpost langsvlogen. Een derde verschil met de situatie bij de eilanden was, dat bij Noord-Holland wél visserij op Spisula plaatsvond in het voorjaar. De omvang van deze visserij is niet bekend, waardoor verliezen aan Spisula niet volledig geduid zouden kunnen worden. Bij Noord-Holland werd een voorraad oude (overjarig) en een voorraad jonge (eerste jaars) Spisula gevonden. Vermoedelijk werd de voorraad oude Spisula (vrijwel) volledig bemonsterd, waardoor de bestandsschattingen een goed beeld van de aanwezige aantallen geven. De velden jonge Spisula strekten zich uit tot buiten het bemonsterde gebied waardoor hier een onderschatting optreedt. Echter, de vleesinhoud van de kleine Spisula's was dermate gering, dat gezien de dagelijkse voedselbehoefte van de eenden, deze prooien te klein waren om geschikt voedsel te zijn. Andere (alternatieve) prooien kwamen niet in voldoende hoge dichtheden voor om voor de eenden van belang te zijn. In dit rapport wordt daarom aangenomen, dat de eenden zich richtten op de aanwezige oude Spisula. Deze voorraad werd bemonsterd in maart, april en mei en de gemiddelde grootte en vleesinhoud werd bij iedere bemonstering bepaald. Daarnaast werd de totale voedselbehoefte van de ter plaatse aanwezige eenden berekend, op grond van de aantallen vogels die dagelijks ter plaatse waren, en de theoretische voedselbehoefte van eenden in de winter. Een vergelijking tussen de geschatte consumptie van de eenden en de mogelijke verliezen aan oude Spisula's laat zien, dat de eenden minder dan 20% van deze verliezen veroorzaakten. Daarnaast zijn de betrouwbaarheidsintervallen rond de schattingen van de hoeveelheden Spisula zeer breed, waardoor de totale geschatte hoeveelheden per maand in feite niet significant van elkaar verschillen. Geconstateerd wordt daarom dat: de effecten van de strenge winter van 1995/96 die van eenden-predatie én van visserij verre overtroffen ten noorden van de Wadden, en dat de predatiedruk van ook zeer grote groepen eenden goed gedragen kan worden door de hoeveelheid aanwezige schelpdieren in de kustzone, en dat er, gelet op de successieve bestandsschattingen een dagelijks verlies zou kunnen zijn van een orde van 100 miljoen grote Spisula's en 250 miljoen jonge Spisula 's, dat niet aan de eenden kan worden toegeschreven. Visserijsterfte, verlate winter-sterfte en andere bronnen van natuurlijke sterfte kunnen alle hieraan ten grondslag liggen. |
IMIS is ontwikkeld en wordt gehost door het VLIZ.