Over het archief
Het OWA, het open archief van het Waterbouwkundig Laboratorium heeft tot doel alle vrij toegankelijke onderzoeksresultaten van dit instituut in digitale vorm aan te bieden. Op die manier wil het de zichtbaarheid, verspreiding en gebruik van deze onderzoeksresultaten, alsook de wetenschappelijke communicatie maximaal bevorderen.
Dit archief wordt uitgebouwd en beheerd volgens de principes van de Open Access Movement, en het daaruit ontstane Open Archives Initiative.
Basisinformatie over ‘Open Access to scholarly information'.
Voedselopname van grondels (Pisces: Gobiidae) in de Voordelta
Goethals, V. (1990). Voedselopname van grondels (Pisces: Gobiidae) in de Voordelta. MSc Thesis. Rijksuniversiteit Gent. Faculteit Wetenschappen: Gent. 69 pp.
|
Abstract |
Niche overlap is per definitie het gemeenschappelijk gebruik van 1 of meerder bronnen door twee of meer soorten (Hurlbert, 1978). Indien er een brede niche overlap is, dan kan er kompetitie zijn als een bepaalde bron limiterend is. Als een bepaalde bron in overvloed aanwezig is of niet relevant is voor de beide soorten dan is de brede niche overlap juist een bewijs van gebrek aan kompetitie (Colwell en Futuyma, 1971). Kompetitie komt voor wanneer 2 of meerdere organismen, populaties..., met elkaar interfereren of elkaar inhiberen. Er zijn twee types van kompetitie nl. exploitatie en interferentie kompetitie (Pianka, 1976). Wanneer kompetitie direct is, zoals in het geval van interspecifieke kompetitie voor plaats, dan spreken we van interferentie kompetitie d.w.z. de ene vis jaagt de andere weg en de verjaagde vis verliest zo foerageermogelijkheden. Kompetitie kan ook indirect zijn. Dit is zo wanneer er gezamelijk gebruik is van de limiterende bronnen. Dan spreken we van exploitatie-kompetitie. Als we kijken naar de densiteiten van P. lozanoi en P. minutus (FIG. 21) in de gebieden rijk aan makrobentbos en in de gebieden arm aan makrobentbos constateren we dat P. lozanoi in grotere aantallen voorkomt dan P. minutus. Doch deze densiteiten zijn niet zo hoog dat er interferentie kompetitie waarschijnlijk is: zelfs in de Schaar van Renesse zit er maar 1 grondel per 4 m². In de andere gebieden is dit meestal minder dan 1 per 10 m². Dit lijkt voor zulke kleine vissen ruim voldoende plaats. Het at dan niet optreden van exploitatie kompetitie is moeilijk vast te stellen omdat we hogerop bij prooiselectie reeds gewezen bebben op bet probleem van het meten van de hoeveelheid beschikbaar voedsel. Opmerkelijk is dat de biomassa van P. minutus enkel groter is dan deze van P. lozanoi in de gebieden rijk aan makrobenthos (FIG. 22). In deze gebieden zit gemiddeld meer dan 50 g AFDW per m² aan makrobenthos in de bodem. Zelfs in de Schaar van Renesse is de biomassa van P. minutus minder dan 0.03 g AFDW/m². Dit maakt het erg onwaarschijnlijk dat P. lozanoi gedwongen kan worden tot het eten van hyperbenthos omdat P. minutus het makrobenthos monopoliseert. Natuurlijk is het moeilijk te beoordelen hoeveel van die 50 g/m² werkelijk voor de grondels beschikbaar is, d.w.z. gegeten kan worden. Toch lijkt exploitatie kompetitie als drijvende kracht achter de nichesegregatie in deze gebieden uitgesloten. In de arme gebieden echter is er paradoxaal genoeg een sterke niche overlap. Vermoedelijk eten beide soorten daar hyperbenthos omdat er gewoon niets anders aanwezig is. Grondeldichtheden en biomassa's zijn in deze gebieden echter zo laag dat kompetitie voor dit hyperbenthos uitgesloten lijkt. Voor de grondelpopulaties zijn deze gebieden slechts marginaal. |
IMIS is ontwikkeld en wordt gehost door het VLIZ.