Over het archief
Het OWA, het open archief van het Waterbouwkundig Laboratorium heeft tot doel alle vrij toegankelijke onderzoeksresultaten van dit instituut in digitale vorm aan te bieden. Op die manier wil het de zichtbaarheid, verspreiding en gebruik van deze onderzoeksresultaten, alsook de wetenschappelijke communicatie maximaal bevorderen.
Dit archief wordt uitgebouwd en beheerd volgens de principes van de Open Access Movement, en het daaruit ontstane Open Archives Initiative.
Basisinformatie over ‘Open Access to scholarly information'.
Gemeenschapsanalyse van macrofauna geassocieerd met koudwaterkoraalriffen in de NO Atlantische Oceaan
Van Gaever, S. (2001). Gemeenschapsanalyse van macrofauna geassocieerd met koudwaterkoraalriffen in de NO Atlantische Oceaan. MSc Thesis. Universiteit Gent (RUG): Gent. 110 pp.
|
Beschikbaar in | Auteur |
|
Documenttype: Doctoraat/Thesis/Eindwerk
|
Abstract |
Diepwaterkoralen zijn wijd verspreide ecosystemen die voorkomen over de gehele wereld. Deze koralen hebben een bathymetrische distributie van 0 tot 6200 m diep (Mortensen 2000). Zij komen dus ook voor in de donkere, koude, bovenste bathyale zone van de oceaan. Niettegenstaande dat deze diepwaterkoralen reeds in de 18de eeuw zijn ontdekt, wordt er pas sinds de laatste tien jaren veel aandacht aan deze koralen geschonken. Deze unieke ecosystemen worden namelijk sterk bedreigd door de stijgende antropogene exploitatie van de natuurlijke bronnen van de continentale hellingen. Eén van deze diepwaterkoralen die zeer algemeen is en net als tropische koralen rifbouwend is, is het koraal Lophelia pertusa (Linnaeus 1758). Men vermoedt dat de fauna die in associatie met Lophelia voorkomt zelfs even soortenrijk is als de fauna die leeft in de tropische koraalriffen. Het doel van deze scriptie was het maken van een gemeenschapsanalyse van de geassocieerde macrofauna van Lophelia pertusa in de Noord-Oost Atlantische Oceaan. In dit gebied zijn talrijke clusters van 'carbonate mounds' gelegen (Henriet et al. 1998). De diepwaterkoraalriffen bevinden zich voornamelijk op de flanken en de toppen van deze mounds. De stalen voor deze studie werden bemonsterd in drie verschillende gebieden van de NO Atlantische Oceaan, meerbepaald ten zuidwesten van Ierland: de Porcupine Seabight, de Porcupine Bank en de Rockall Bank. Rogers (1999) maakte een lijst van 886 soorten die op of in een Lophelia pertusa rif gevonden zijn. Latere studies van Mortensen et al. (1995) en De Bergé (1999) toonden aanvullende lijsten van soorten. Van de 142 soorten die in deze studie werden gevonden, waren er maar liefst 58 soorten die niet vermeld staan in de bovenvermelde lijsten. Deze dieren zijn dus hoogstwaarschijnlijk in deze studie voor het eerst in associatie met Lophelia aangetroffen. De rifgemeenschap van Lophelia zal dus nog veel diverser zijn dan tot nu toe is gekend, en verder onderzoek van stalen is hoogstnoodzakelijk. Net als in vorige studies zijn de Polychaeta zowel in soortenrijkdom als in abundantie de dominantste groep van de geassocieerde macrofauna (Jensen & Frederiksen 1992 ; De Bergé 1999). Verder zijn in deze stalen ook de Crustacea, de Nematoda en de Ophiuroidea zeer abundante groepen. Uit de ecologie van de meest abundante soorten blijkt dat veel van deze soorten een grote bathymetrische distributie hebben en dikwijls algemeen verspreid zijn. De stelling van Dons (1944) dat de geassocieerde fauna van Lophelia pertusa een unieke gemeenschap is, is dus moeilijk aanvaardbaar. Ook latere onderzoeksprojecten zijn van mening dat deze fauna niet typisch is voor dit habitat (Burdon-Jones & Tambs-Lyche 1960 .Jensen & Frederiksen 1992). Waarschijnlijk zal deze fauna bestaan uit soorten die reeds een specifieke adaptatie aan het koraalrif hebben ontwikkeld maar ook elders voorkomen, en uit soorten die toevallige immigranten uit de naburige habitats zijn. Uit de vergelijking van de sedimentstalen komt naar voor dat de endofauna's uit de Porcupine Seabight en uit de Porcupine Bank sterk verschillen in soortensamenstelling maar gelijkaardig zijn op hoger taxonomisch niveau. Het was duidelijk dat het sediment uit de stalen waar geen koraal of spons aanwezig was, een zeer arme endofauna had. Het gebied gelegen tussen de 'mounds' en waar dus geen diepwaterrif voorkomt heeft een veel minder diverse fauna dan de Lophelia riffen. De vergelijking van twee naburige mounds in de Porcupine Seabight toont aan dat de geassocieerde fauna op soortniveau ook op een kleine schaal sterk varieert. In deze stalen was het microhabitat sediment het meest biodiverse microhabitat, en vervolgens het dood koraalskelet. Algemeen is dit Lophelia skelet in de verschillende regio's het microhabitat met de hoogste diversiteitsindex (Mortensen et al. 1995 ; Jensen & Frederiksen 1992). Bepaalde groepen zijn voornamelijk geassocieerd m |
IMIS is ontwikkeld en wordt gehost door het VLIZ.