In 2012 verloren we Jean Jacques Peters, voormalig ingenieur van het Waterbouwkundig Laboratorium (1964 tot 1979) en internationaal expert in sedimenttransport, rivierhydraulica en -morfologie. Als eerbetoon aan hem hebben we potamology (http://www.potamology.com/) gecreëerd, een virtueel gedenkarchief dat als doel heeft om zijn manier van denken en morfologische aanpak van rivierproblemen in de wereld in stand te houden en te verspreiden.
Het merendeel van z’n werk hebben we toegankelijk gemaakt via onderstaande zoekinterface.
Het onderzoeksproject ’Sedimenttransport op verschillende tijdschalen’ tracht de inzichten in de hydro- en sedimentdynamische en morfologische processen op verschillende ruimtelijke- en tijdsschalen te verbeteren. Het onderzoek kadert binnen thema 7 uit de Agenda van de Toekomst (AvdT): “Morfologische en ecologische effecten sedimentstrategie”. Deze studie voorziet onder andere in de complexe modellering van de seizoenale variatie van sedimentconcentraties in het Schelde-estuarium. Hiervoor werd in Deelrapport 23 een slibtransportmodel in Delft3D-NeVla gepresenteerd. Ter aanvulling op het gevoeligheidsonderzoek in Deelrapport 23 wordt binnen dit rapport het effect van sedimentstortingen in het gebied tussen Bath en Oosterweel op de ruimtelijke verdeling van slibconcentraties in het estuarium onderzocht middels een scenario-analyse. Hierbij ligt de focus op het verschil in impact van slibstortingen op afwaartse en opwaartse stortlocaties en op de interactie tussen de slibstortingen, het estuarien turbiditeitsmaximum (ETM) en de bovenafvoer. De periodieke slibstortingen worden als puntbron van slibhoudend water in de vaargeul geïmplementeerd. Uit de scenario-analyse volgt dat slibstortingen in de meer opwaarts gelegen stortlocaties Oosterweel en Punt van Melsele tot veel hogere sedimentconcentraties in de Beneden-Zeeschelde leiden dan sedimentstortingen in de afwaarts gelegen stortlocaties in de Bocht van Bath. Hetzelfde geldt voor de accumulatie van slib in de luwe zones zoals toegangsgeulen naar sluizen of het Deurganckdok. In de Westerschelde zijn de sedimentconcentraties en accumulatie van gestort slib juist lager voor de scenario’s met de opwaartse stortlocaties. Voor de simulatieduur van enkele springtij-doodtijcycli hebben slibstortingen tussen Bath en Oosterweel geen invloed op de ligging of sterkte van het ETM in de Boven-Zeeschelde. De invloed van de bovenafvoer op de sedimentconcentraties en de verspreiding van slib in het estuarium is gelijkaardig voor modelsimulaties mét en zonder stortingen. Dat betekent dat er bij een toename van de bovenafvoer een afwaartse verschuiving en afvlakking van het ETM in de Boven- Zeeschelde plaatsvinden die gepaard gaan met een toename van slibconcentraties in de Beneden-Zeeschelde en in de Westerschelde.
Alle informatie in het Integrated Marine Information System (IMIS) valt onder het VLIZ Privacy beleid