Over het archief
In 2012 verloren we Jean Jacques Peters, voormalig ingenieur van het Waterbouwkundig Laboratorium (1964 tot 1979) en internationaal expert in sedimenttransport, rivierhydraulica en -morfologie. Als eerbetoon aan hem hebben we potamology (http://www.potamology.com/) gecreëerd, een virtueel gedenkarchief dat als doel heeft om zijn manier van denken en morfologische aanpak van rivierproblemen in de wereld in stand te houden en te verspreiden.
Het merendeel van z’n werk hebben we toegankelijk gemaakt via onderstaande zoekinterface.
[ meld een fout in dit record ] | mandje (0): toevoegen | toon |
Slibmodel Schelde-estuarium: invloed van havens op zwevend slib [PRESENTATIE] Vanlede, J.; van Kessel, T. (2011). Slibmodel Schelde-estuarium: invloed van havens op zwevend slib [PRESENTATIE]. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen. 5 slides pp.
|
Beschikbaar in | Auteurs |
|
Trefwoorden |
Physics > Mechanics > Dynamics > Sediment dynamics Sediments > Clastics > Mud Suspended sediments Marien/Kust; Brak water |
Evenement | Top | Auteurs |
|
Auteurs | Top | |
|
Abstract |
Vanaf 2006 is in eerste instantie met name gewerkt aan een literatuurstudie, gegevensanalyse, systeembeschrijving en modelopzet. Op basis hiervan zijn criteria opgesteld waaraan het slibmodel uiteindelijk zou moeten voldoen. In latere jaren is het zwaartepunt verschoven naar modelontwikkeling, kalibratie, validatie en toepassing. In 2009 is het punt bereikt dat het model voldoet aan alle vooraf gestelde criteria. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat het model perfect is en volledig uitontwikkeld, maar wel dat met model op realistische wijze de grootschalige dynamiek van slib in het estuarium reproduceert en inzetbaar is om effecten van autonome ontwikkelingen of menselijke ingrepen op de slibdynamiek te kwantificeren. Het slibmodel is onder andere al toegepast om de invloed te onderzoeken van de verspreiding van baggerspecie uit havens. Een eerste toepassing kijkt naar de haven van Terneuzen. Een verschuiving van de stortlocaties 3km naar het oosten zorgt voor hogere zwevende stofgehaltes ten oosten van de haven. Een vergelijkbaar resultaat wordt bekomen bij een verschuiving van de stortlocatie naar het westen. Typisch blijft het effect wel beperkt in afstand (<1 km) en in grootte (< 1mg/l). Dit is te verklaren door de kleine verhouding van de aanslibbing in de haven van Terneuzen (< 1 MT/yr) ten opzichte van de bruto sedimentflux (40 MT/yr in Vlissingen). In een tweede toepassing wordt het slibmodel toegepast op het Deurganckdok (DGD). In een scenario-analyse wordt de stortlocatie van baggerspecie in het model verlegd van opwaarts DGD (Oosterweel) naar afwaarts DGD (Schaar Ouden Doel). Deze ingreep leidt tot een verlaging van de slibconcentraties opwaarts van ongeveer 40 mg/l, en een toename van ongeveer 10 mg/l afwaarts. Dit laatste leidt tot een toename van het netto slibtransport van de Zeeschelde naar de Westerschelde met 17%. Het relatief grotere effect in het scenario DGD ten opzichte van het scenario Terneuzen is te begrijpen vanuit de grotere slibvolumes die met de bagger- en stortcyclus van DGD te maken hebben, en de grotere verhouding van de aanslibbing in DGD ten opzichte van de bruto sedimentflux op die locatie. De uitvoer van het slibmodel vormt belangrijke invoer voor het modelleren van de ecologische effectketen, bijvoorbeeld via modellen voor primaire productie of habitatgeschiktheidskaarten. |
Top | Auteurs |