In 2012 verloren we Jean Jacques Peters, voormalig ingenieur van het Waterbouwkundig Laboratorium (1964 tot 1979) en internationaal expert in sedimenttransport, rivierhydraulica en -morfologie. Als eerbetoon aan hem hebben we potamology (http://www.potamology.com/) gecreëerd, een virtueel gedenkarchief dat als doel heeft om zijn manier van denken en morfologische aanpak van rivierproblemen in de wereld in stand te houden en te verspreiden.
Het merendeel van z’n werk hebben we toegankelijk gemaakt via onderstaande zoekinterface.
Impact van turbines op werking nevengeul t.h.v. de stuw op de Bovenschelde te Oudenaarde: voorlopig rapport
Viaene, P. (2001). Impact van turbines op werking nevengeul t.h.v. de stuw op de Bovenschelde te Oudenaarde: voorlopig rapport. WL Rapporten, 532(2). Waterbouwkundig Laboratorium: Borgerhout. V, 18 + 1 p. Table, 60 p. Figures pp.
Deel van: WL Rapporten. Waterbouwkundig Laboratorium: Antwerpen.
In het kader van de vernieuwing van de stuwen op de Bovenschelde te Asper, Oudenaarde en Kerkhove werd door de afdeling Waterbouwkundig Laboratorium en Hydrologisch Onderzoek (WLH) een studie uitgevoerd over de inplanting van een vispassage (Meersschaut ei a/., 1997). Dit onderzoek gebeurde in nauwe samenwerking met het Instituut voor Bosbouw en .Wildbeheer (IBW). De vispassage moet stroomopwaartse vismigratie rond het stuwcomplex, dat een knelpunt vormt voor de vismigratie, terug mogelijk maken. Het ontwerp is later door WLH verder geconcretiseerd voor de situatie in Oudenaarde. Als vispassage werd een nevengeul voorgesteld, met een natuurlijke inrichting (Viaene en Meersschaut, 1998). Een belangrijke voorwaarde voor de goede werking van deze nevengeul is een precieze situering van de stroomafwaartse ingang van de nevengeul t.o.v. de turbulente zone stroomafwaarts van de stuwen. Hoofdbedoeling is om ervoor te zorgen dat de lokstroom uit de nevengeul niet verloren gaat in de optredende turbulenties. Als gevolg van de beslissing van de heer Minister Steve Stevaert om in het goedgekeurde project "Vernieuwen en ontdubbelen van de stuwen te Oudenaarde" de nodige voorzieningen te treffen voor het plaatsen van een kleinschalige waterkrachtcentrale (KWC), is door de afdeling Bovenschelde (ABS) een onderhandelingsprocedure opgestart (Bestek 16EGKOI00105) voor het toekennen van een concessie voor de bouwen de exploitatie van een waterkrachtcentrale t.h.v. de stuwen in Oudenaarde. Na beoordeling van de inschrijvingen werden onderhandelingen opgestart met de indieners van de meest gunstige bieding, zijnde de Tijdelijke Vereniging Waterkracht Oudenaarde (TVWO) (TV met W.v.E.M., SPE en de Vlaamse Milieuholding als partners). De nevengeul werd ontworpen om te functioneren in een specifieke situatie waarbij alle debiet in de Schelde over de stuwen afgevoerd wordt. Aangezien bij de inplanting van de turbines het water gedurende het grootste deel van het jaar niet meer over de stuwen zal gaan, kan verwacht worden dat dit een bepaald effect zal hebben op de werking van de nevengeul. Door ABS werd aan WLH gevraagd om te onderzoeken in welke mate de turbines, zoals voorgesteld in het ontwerp van de inschrijver, een verstoring betekenen voor de werking van de nevengeul. In de periode van maart tot oktober 2001 werden een aantal verschillende situaties onderzocht, variaties op het door de inschrijver voorgestelde ontwerp. Het onderzoek werd uitgevoerd op een bestaand schaalmodel (schaal 1/10) van de stuwen op de Bovenschelde, dat voor dit onderzoek werd aangepast. Er werd gevarieerd met de afstand tussen de turbines en de lokstroom, met de helling van de geul stroomafwaarts de turbines en met de aan- of afwezigheid van een scheidingswand tussen de turbinegeul en de stuwgeul. In totaal werden 6 verschillende situaties onderzocht. In elke situatie werd het effect van de turbines bekeken bij verschillende maatgevende debieten. Elk debiet ging telkens gepaard met een constant lokstroomdebiet uit de nevengeul. Met het onderzoek werd ook geprobeerd om twee veronderstellingen te toetsen. De gemaakte veronderstellingen waren (1) het dichter plaatsen van de lokstroom bij de turbines moet ervoor zorgen dat lokstroom beter te onderscheiden is van de turbine-uitstroom; (2) een lokstroom die te onderscheiden valt over de breedte van het volledige stromingspatroon biedt meer kansen om stroomopwaarts migrerende vissen af te leiden naar de nevengeul. Het stromingspatroon werd gevisualiseerd met behulp van een KMnO4-oplossing, waarvan kleurenfoto's werden gemaakt. De stroomsnelheden werden opgemeten met behulp van reflecterende vlotters, en zijn op foto's waar te nemen als vectoren. Op deze manier kan zowel de stroomsnelheid aan de oppervlakte als op een bepaalde diepte worden bepaald. De ingestelde debieten doorheen de turbines variëren tussen 0 en 30 m3/s(en in één situatie t.ussen0 en 50 m3/s). Tijdens de experimenten werden vers
Alle informatie in het Integrated Marine Information System (IMIS) valt onder het VLIZ Privacy beleid